Huppelen
De vrouw van toen
Is iemand die niet meer bestaat
Die vrouw die voor zichzelf zorgde
Danste op feestjes
Of zich opsloot in stilte
De vrouw en de man die vreeën
Tot de ochtend ze stoorde
Die hand in hand liepen
Of huppelden
Ze bestaan niet meer
Zijn groot geworden
Dragen de liefsten
En runnen het thuis
Niets is mooier
Dan dat nieuwe samen
En toch
Heel soms
Is er een heimelijk verlangen
Naar de vrouw van toen
Dan pakt ze zijn hand
Trekt eraan
En ze huppelen
Want dat deze vrouw van nu
Ook nog huppelen kan
Dat wil ze niet vergeten
